Als wij thuis poffert aten als hoofdmaaltijd, dan werd dat bereid in de wonderpan, een dubbelwandige aluminium pan als "oven" op het gas. Toen ik kortgeleden weer eens poffert wou maken, leende ik de wonderpan van mijn moeder en ben gaan experimenteren en zoeken naar recepten.
Omdat ik het zo leuk vond heb ik zelf ook een nieuwe wonderpan gekocht (bij magazijn de Klomp, Spilsluizen 8, 9712 NS Groningen, telefoon 050-3130235, en heb mijn informatie bij elkaar gebracht. Ook is de wonderpan te koop bij de wonderpan voor EUR 44,95 plus verzendkosten EUR 5,95.
Inmiddels heb ik ook de wonderpan van mijn moeder gekregen (een ALHO wonderpan gemaakt in Hoogeveen) en het boekje met recepten. Het boekje staat in PdF op deze site:
Pagina 1 en 24 Pagina 2 en 3 Pagina 4 en 5 Pagina 6 en 7
Pagina 8 en 9 Pagina 10 en 11 Pagina 12 en 13 Pagina 14 en 15
Pagina 16 en 17 Pagina 18 en 19 Pagina 20 en 21 Pagina 22 en 23
Eerst wat recepten voor poffert, dan enkele recepten van internet en tenslotte de recepten en informatie uit het Margriet Kookboek van mijn moeder, die ze op 2-2-1956 heeft gekregen. Ten slotte nog een waarschuwing: sommige mensen zijn allergisch voor aluminium en de wonderpan is absoluut van aluminium!
Henk Kral
Van origine armeluis eten uit Groningen en Drenthe, ik heb het wat luxer gemaakt (met nog wel de poffert smaak zoals ik me die herinner), het kan nog veel luxer... maar ook eenvoudiger. Het was vroeger warm eten, wij eten het zelf meestal als brood, koud smaakt het ook nog prima, opwarmen kan ook. Het droogt wel sneller uit als gewoon brood vanwege het ontbreken van boter.
500 gram zelfrijzend bakmeel, 4 dl melk (5 dl kan ook, maar dan zakken de rozijnen makkelijker naar de bodem), iets zout (mespuntje), 2 zakjes vanillesuiker, 1 zakje bakpoeder (waarom weet ik ook niet, extra rijzen?), 3 eetlepels suiker (minder kan ook, als je geen appel als vulling doet 2 eetlepels), 3 eieren (kan ook prima met minder, dan iets meer melk)
Goed door elkaar mixen (sommige recepten doen pas later één voor één de eieren, maar de electrische mixer kan dit makkelijk aan) en dan erdoor heen spatelen 100 gram rozijnen (mag ook meer tot ongeveer 200 gram kan nog prima: ik doe ze er gewoon droog doorheen, maar geweekt, drooggedept en met bloem bestrooid kan ook, maar dan loop je toch wat meer risico dat ze wegzakken in de bakvorm naar de bodem) en 1 zure appel (goudreinet) geschild, ontklokhuist en in stukjes gesnipperd.
Dan zou je het eigenlijk een beboterde echte poffert vorm au bain marie (in een grote pan met een bodem water) moeten garen in 75 tot 90 minuten, maar ik bak het in ongeveer één uur en een kwartier in een beboterde wonderpan op het gas (niet te grote pit op stand 2 tot 2,5), in de oven kan natuurlijk ook in een beboterde tulbandvorm, reken 2 uur op 150 graden of korter bij een hogere temperatuur: 1 uur op gasoven stand 4 (wat zou dat zijn, 180 graden?) ben ik ook tegengekomen in een recept. Dus experimenteer maar wat, als de bovenkant goudbruin is en een breinaald komt er droog uit, dan is de poffert klaar om te eten.
Serveren met boter (of halvarine) en bruine basterd. Met warme melk en/of stroop kan ook.
Variant 1: Met 200 gram suiker, 125 gram rozijnen en 125 gram krenten, 5 à 6 goudreinetten en 3 eieren. Luxe dus, eventueel nootjes of tutti-frutti toevoegen.
Variant 2: Met 2 eieren en 50 gram rozijnen en zonder vanillesuiker, bakpoeder en suiker. Very basic dus.
600 g meel (volkoren of wit)
1 zakje gedroogde gist
± halve liter water
2 theelepels zout
Los de gist op in een beetje lauw water, even laten staan.
Voeg toe aan het meel en beetje bij beetje het water tot het deeg kneedbaar is maar niet plakt, als het plakt wat meel toevoegen.
Half uur rijzen op een warme plek;
zout erbij en nogmaals kneden;
in de ingevette vorm doen, weer laten rijzen (± 1 uur) en bakken (ca 1 uur)
200 gram ongebleekte witte bloem, 100 gram boekweitmeel, ¼ liter melk, 100 gram krenten en rozijnen, 50 gram sukade, 1 grote geraspte appel, 1 lepel gesmolten boter, 2 eieren, 25 gram gist, wat geraspte citroen, 1 lepel suiker.
Bloem en meel zeven en een kuiltje in het midden maken. Gist in kruimels in het kuiltje, melk erop en even laten staan. Nu gesmolten boter, eieren en lepel suiker erbij en het geheel kneden tot en dik beslag dat nog niet van de lepel kan lopen. Nu rozijnen, krenten, appel en geraspte citroen erdoor mengen en het beslag overbrengen in een beboterd ijzeren pannetje (zo'n engelse koekvorm, maar een aardewerken koekvorm of een tulbandvorm kan ook). Uurtje laten rijzen en dan au bain marie in 1 ½ uur op een heel zacht vuur gaar laten worden (het gaat ook heel goed in een wonderpan). Opdienen naar wens met wat boter, jam en de sukade.
Dit is een Chinees recept, een beetje bewerkelijk, maar het resultaat is werkelijk boekan main!
Ingrediënten:
250 g brooddeeg
250 g poedersuiker of
200 g grove suiker
250 g santen (met wat zout)
1 el boter
10 eieren
1 vanillestokje
Bereiding
Het beslag met de hand aanlengen (met een lepel gaat het moeilijk).
Het deeg, de boter en vanille met een gedeelte van de eieren dooreen mengen. Daarna de santen beetje bij beetje toevoegen, na elk ei wat santen, totdat alle eieren en de suiker zijn opgebruikt. De eieren behoeven niet geklutst te worden.
Is alles goed gemengd dan het beslag door een zeef halen voor evt. klonten. Dit beslag laten staan totdat het goed gerezen is. Bij een glad gerezen beslag komt er een dikke laag schuim op te liggen.
Ook kan men gesnipperde amandelen op de Bika Ambon doen (al roerend).
Het bakken geschiedt niet in de oven, maar in een wonderpan of pembakaran.
De wonderpan met boter besmeren, even van tevoren voorverwarmen, daarna het beslag al roerend in de pan overgieten.
Bijzonderheden: De santen moet voor het inkoken iets meer zijn dan 250 gram. Ze moet bovendien eerst koud zijn voor het gebruik en het beslag moet glad van de vingers aflopen.
Prik in de koek met een breipen om te zien of hij gaar is.
De 'Bika Ambon' die men bakt in een oven vertoont geen gaatjes!
Voor huisvrouwen, die niet over een oven beschikken, kan de wonderbakpan bij de bereiding van verschillende gebaksoorten een ware uitkomst betekenen.
Deze pan, waarvan het diepe model van Zwitsers fabrikaat (met kijkglaasje) wel het meest doelmatig is, omdat men er alles in kan bakken, heeft een zodanige constructie, dat men er de warmtetoevoer gemakkelijk in kan regelen, hetgeen een belangrijke gasbesparing ten gevolge heeft. Het draaibare deksel van de pan vertoont een aantal openingen, die maken, dat men de warmtetoevoer naar willekeur kan regelen: zijn de gaatjes geheel open, dan wordt bij bovenhitte gebakken; zijn ze gesloten, dan wordt uitsluitend onderhitte toegevoerd. Daar het meeste gebak zowel én onderhitte én bovenhitte vraagt, is het nodig bij half gesloten gaatjes te bakken, terwijl de laatste minuten geventileerd wordt, omdat de pan, doordat ze vrijwel onmiddellijk met de gasvlam in contact komt, altijd méér onderhitte dan bovenhitte krijgt. Om die te grote onderhitte zoveel mogelijk te voorkomen, wordt bij de pan een soort deksel geleverd, dat als vlamspreider fungeert.
Dit deksel vertoont een uitholling en in het midden een gat: de uitholling dient om er de pan zo stevig mogelijk op te kunnen plaatsen, zodat ze onder het bakken niet gemakkelijk heen en weer kan schommelen: de opening in het midden zorgt voor de toevoer van de hitte. Bij het bakken in de wonderbakpan kan men ook gebruik maken van een drie- of vierpits petroleumstel. De warmtetoevoer is ook hierbij zeer regelmatig, maar minder fel: de baktijden zullen daarom ook altijd wat langer genomen moeten worden.
Het is echter ondoenlijk om precies de juiste tijden voor gebak, dat in de wonderbakpan bereid wordt, op te geven, om de eenvoudige reden, dat lang niet alle gasvlammen dezelfde hitte verspreiden.
Wie zich echter ongeveer aan de opgegeven baktijden van de volgende recepten houdt, zal zeer zeker goede resultaten bereiken. Maar ook hier is ondervinding de beste leermeesteres.
Ten slotte nog iets over de hierna volgende recepten. Deze recepten zijn alle geschikt voor de wonderbakpan, maar hiermee is niet gezegd, dat ander gebak, waarvan de recepten op voorafgaande bladzijden in dit kookboek werden gegeven, niet in de wonderbakpan kan worden bereid. Voor de baktijden houde men zich ten naaste bij aan de baktijd van het soort, waaronder het gebak kan worden gerangschikt: bv. voor eenvoudige botercake zie fijne botercake; voor biscuittaart zie gevulde hazelnoottaart, enz.
De hoeveelheden voor onderstaande recepten zijn alle berekend voor een wonderbakpan met een middellijn van 28 cm.
(met gember)
300 gr bloem (geen zelfrijzend meel!), 250 gr margarine, 100 gr witte basterdsuiker, 75 à 100 gr gember (of sucade), zout.
Roer de boter met de basterdsuiker en het zout tot room, kneed er daarna met koele handen de bloem en de in kleine stukjes gesneden gember of sucade doorheen. Houd, desverkiezend, een stukje van het vulsel ter garnering achter. Bestrijk de wonderbakpan met boter en bestrooi haar dun met paneermeel, druk er het deeg zo gelijkmatig mogelijk in uit en plaats de pan op de vlamspreider. Bak de zandtaart: 25 minuten met gaatjes half open op halve gasvlam - 20 minuten gaatjes geheel open bij dezelfde stand van het gas. Laat het gebak even staan, nadat de pan van het gas genomen is en stort het daarna voorzichtig op een rooster of treefje. Snijd het, na bekoeling, in punten.
(plm. 16 stuks)
200 gr bloem, 150 gr boter of margarine, 80 gr basterdsuiker, iets zout. Voor het vulsel: 100 gr gepelde amandelen, 100 gr suiker, 1 klein ei, de geraspte schil van 1 citroen, desverkiezend 50 gr geconfijte vruchtjes, rozijnen of sucade. Voor het bestrijken: 1 ei of een papje van melk en suiker.
Bereid het vulsel liefst een of twee dagen tevoren, en wel als volgt: Breng de amandelen met zoveel water, dat ze juist onderstaan, aan de kook, giet er het water af en verwijder de bruine vliesjes. Droog ze goed af, maal ze door een amandelmolen en vermeng ze met de suiker, het ei en de geraspte citroenschil (de rozijnen, gesnipperde sucade of vruchtjes). Bewaar deze "spijs", die wordt afgedekt met een vochtig doekje, op een koele plaats. Draai de massa nu nog een of twee keer door de amandelmolen. Kneed voor het deeg de boter met de bloem en met suiker en zout, tot een samenhangende bal. Laat deze bal, zo mogelijk, gedurende 1/2 uur op een koele plaats opstijven en druk hem daarna zodanig in de met boter bestreken en met paneermeel bestrooide zandtaartvormpjes uit, dat de bodem en opstaande wand ermee bedekt worden. Vul de deegbodempjes met de spijs en leg er een tweede deeglaagje, dat langs de kanten stevig op de onderste deeglaag wordt vastgedrukt, bovenop. Bestrijk de bovenkant met ei, dat met 1 eetlepel water is losgeklopt, of met een dik papje van melk en suiker. Plaats de vormpjes in de droge wonderbakpan en bak: 25 -minuten bij halve gasvlam, met half geopende gaatjes; 20 minuten bij dezelfde stand, met de gaatjes geheel open. Neem de vormpjes uit de pan, laat ze een paar tellen staan en stort de gebakjes daarna op een rooster of treefje om uit te dampen.
250 gr zelfrijzend meel, 175 gr boter of margarine, 80 gr (kristal-) suiker, wat zout, 1/2 ei. Voor het vulsel: 5 à 6 goudreinetten van middelmatige grootte, plm. 125 gr suiker, 2 pakjes vanillesuiker, desverkiezend wat gewassen rozijnen of gepelde, gehakte amandelen. Voor het bestrijken: de rest van het ei.
Kneed alle ingrediënten tot een stevige bal en laat deze bal, op een koele plaats, gedurende plm. 1/2 uur even opstijven. Schil de appelen en schaaf ze op een komkommerschaafje in dunne plakjes of rasp ze op een grove rasp. Bekleed een met boter bestreken wonderbakpan geheel met boterhampapier, bestrijk ook dit papier met boter en bestrooi het dun met paneermeel. (Ook de "pijp" met papier bekleden!) Druk nu ruim de helft van het deeg op de bodem en tot halverwege de opstaande rand van de wonderbakpan uit, vul deze deegbodem met de appelschijfjes en strooi tussen elke laag wat suiker en vanillesuiker (of kaneel) en desverkiezend wat rozijnen of gehakte amandelen. Maak van het overgebleven deeg reepjes of dunne rolletjes en leg ze ruitsgewijze over het vulsel. Druk de kanten stevig op de onderste deeglaag, bestrijk de reepjes met het ei, dat met iets water is losgeklopt en bak de appeltaart: 25 minuten bij iets meer dan halve gasvlam, half geopende gaatjes; 20 minuten bij halve gasvlam, gaatjes geheel open.
200 gr bloem, 200 gr boter, plm. 1 dl water, iets zout. Voor het vulsel 4 stevige, zachtzure appelen (bv. goudreinetten), 75 gr krenten, 75 gr rozijnen, een stukje sucade, 1 theelepel kaneel, 50 gr basterdsuiker, desverkiezend 24 gr amandelen, wat abrikozenjam, eierdooier of 1/2 ei.
Maak van bloem, boter, water en zout bladerdeeg en rol dit deeg niet te dun uit (zie recept banketletter). Bestrijk de bodem en de opstaande kant van de wonderbakpan met water, bekleed ze met het uitgerolde deeg(ook de met water bestreken "pijp" in het midden!) en leg er het vulsel van gesnipperde appelen, krenten, rozijnen, gesnipperde sucade, kaneel en basterdsuiker (en gesnipperde amandelen) op. Snijd van het overige deeg smalle reepjes, leg ze ruitvormig over het vulsel en plak de uiteinden met water op de opstaande kanten van de deegbodem vast. Bestrijk de reepjes met de eierdooier, die met iets water is losgeklopt en bak de taart: 25 à 30 minuten bij driekwart gasvlam, gaatjes half open; 20 minuten bij dezelfde stand gaatjes geheel open.
(ptm. 16 stuks)
200 gr bloem, 150 gr boter, 80 gr suiker, iets zout. Voor het vulsel: 2 stevige, zachtzure appelen, plm. 30 gr suiker, 1 pakje vanillesuiker, desverkiezend een handjevol rozijnen (in dit geval kaneel gebruiken!) of amandelen. Voor het bestrooien: 50 gr. bloem, 50 gr boter, 50 gr suiker, wat kaneel of vanillesuiker.
Maak van bloem, boter, suiker en zout een deeg als voor gevulde zandtaartjes, in dit hoofdstuk beschreven. Bestrijk zandtaartvormpjes met boter en bestrooi ze dun met paneermeel. Druk het deeg zodanig in de vormpjes uit, dat bodem en opstaande wand er goed mee bedekt zijn. Schil de appelen, snipper ze fijn en vermeng ze met alle overige ingrediënten. Breng het vulsel in de deegbodempjes over. Hak van de massa, die voor het bestrooien genoemd werd, de boter in kleine stukjes door de bloem, die met de suiker is vermengd. Voeg het smaakje toe en strooi deze droge massa over het vulsel. Plaats de droge vormpjes in de wonderbakpan en bak: 5 à 10 minuten bij halve gasvlam, half geopende gaatjes; 20 minuten dezelfde stand, gaatjes geheel open.
(kerstcake)
300 gr zelfrijzend meel of cakemeel, 300 gr boter of margarine. 300 gr basterdsuiker, 2 pakjes vanillesuiker, wat geraspte citroenschil of een paar druppels amandelolie, 5 eieren, zout.
Zeef het meel met het zout. Roer de boter met de suiker in een verwarmde kom tot room, roer er daarna één voor één de hele eieren, die niet te koud mogen zijn, doorheen en klop het mengsel flink en luchtig op. Roer er ten slotte, telkens bij kleine hoeveelheden tegelijk, de gezeefde bloem doorheen voeg het smaakje toe en klop de massa ten slotte nog eens goed luchtig door elkaar. Breng het deeg in een met boter bestreken en met paneermeel bestrooide wonderbakpan over en bak: 35 minuten bij iets minder dan halve gasvlam, half geopende gaatjes; 30 minuten bij dezelfde stand, gaatjes geheel open. Voor een kerstcake bestrijkt men het afgekoelde gebak met eiwitglazuur (zie hoofdstuk: "vulsels en garneringen voor gebak") en garneert men het met rode en groene vruchtjes en zilveren pilletjes.
300 gr cakemeel, 100 gr dessertamandelen (ook door cakemeel te vervangen), 250 gr boter, 350 gr suiker, 4 eieren, plm. 1 dl melk, 2 pakjes vanillesuiker , iets zout. Voor het glazuur: 204 gr poedersuiker, water, een paar druppels amandelessence, 1 afgestreken eetlepel cacaopoeder.
Ontdoe de amandelen van de bruine vliesjes, zoals in het recept voor gevulde zandtaartjes werd aangegeven. Droog ze af en maal ze door een amandelmolen. Zeef de bloem met het zout en schep er de gemalen amandelen luchtig doorheen. Roer de boter met de suiker in een verwarmde kom tot room, roer er één voor één de hele eieren doorheen, klop de massa flink en luchtig op en roer er vervolgens de helft van het gezeefde meel doorheen. Voeg nu om en om wat melk (de melk mag niet te koud zijn!) en de overige bloem toe, klop alles nog eens luchtig op en breng het mengsel daarna in een met boter bestreken en met paneermeel bestrooide wonderbakpan over. Bak de cake: 35 minuten bij halve gasvlam, half geopende gaatjes; 30 minuten bij dezelfde stand, gaatjes geheel open. Laat het gebak bekoelen en strijk er het glazuur over uit. Glazuur: Zeef de poedersuiker, voeg het smaakje en water roerende toe tot een dik, glanzend papje ontstaat. Strijk het grootste gedeelte van het glazuur over de taart uit, roer door het overige het cacaopoeder (en nog iets water) en strijk het, in zig-zagvorm, op regelmatige afstanden, met behulp van een vork, over het witte glazuur uit. Laat, alvorens de cake aan te snijden, het glazuur goed droog worden.
180 gr gepelde hazelnoten, 180 gr suiker, 6 eieren. Voor het vulsel: ¾ potje abrikozenjam. Voor de garnering: ¼ liter slagroom, 50 gr basterdsuiker, 2 pakjes vanillesuiker, een beetje cacaopoeder, 20 gr gemalen hazelnoten.
Klop de hele eieren met de suiker, op de damp van koken water, tot de massa lauw is. Klop het mengsel, van het vuur, tot het koud, heel dik, wit en luchtig is (20 minuten kloppen!), schep er dan zo luchtig mogelijk de gemalen hazelnoten doorheen. Breng de massa in een met boter bestreken en met paneermeel bestrooide wonderbakpan over en bak de taart: 20 minuten bij iets minder dan halve glasvlam, half geopende gaatjes; 25 minuten bij dezelfde stand, gaatjes geheel open. Laat het gebak even staan, stort het daarna voorzichtig en laat het op een rooster of treefje uitdampen. Klop de slagroom met de basterdsuiker en vanillesuiker stijf. Snijd de taart, na bekoeling, in twee lagen en strijkk er een dikke laag abrikozenjam tussen. Plaats beide lagen op elkaar, strijk rondom een dun laagje slagroom en bestrooi de opstaande kant met wat gemalen hazelnoten. Bestrijk nu de bovenkant met een dun laagje slagroom en spuit er de overige room in aardige figuren bovenop. Stuif er, desverkiezend, heel luchtig wat cacaopoeder overheen en garneer, desverkiezend, bovendien nog met enige hele hazelnoten.
Voor het deeg: 250 gr bloem, 25 gr gist, plm. 1 dl melk, 1 ei, 60 gr gesmolten boter, 50 gr basterdsuiker, een mespuntje zout.
Voor het vulsel: plm. 150 gr natte gember en wat gemberstroop.
Doe de bloem in een kom, maak in het midden een huiltje en giet hierin de gist, die met een gedeelte van de lauwe melk is opgelost. Strooi het zout langs de buitenste rand van de bloem. Roer, van uit het midden, de gistoplossing door een gedeelte van de bloem en strooi er de overige bloem overheen. Laat dit zgn. "zetsel", dat wordt afgedekt met een vochtige doek, in een warme omgeving (b.v. op een teiltje met warm water) gedurende een kwartier rijzen. Voeg dan de overige lauwe melk, het losgeklopte ei, de zo lauw mogelijk gesmolten boter en de basterdsuiker toe, kneed alles goed door elkaar en laat de deegmassa nu opnieuw, gedurende 3 kwartier à 1 uur, in een warme omgeving rijzen. Rol het deeg vervolgens ter dikte van plm. i cm op een met bloem bestoven plank of aanrecht uit en vorm er lange repen, ter breedte van plm. 21 cm van. Leg de repen, te beginnen Bij de pijp, in cirkelvorm, gedeeltelijk op elkaar en bestrijk ze telkens met het mengsel van de in kleine stukjes gesneden gember en de gemberstroop. Ga zo door, tot de bodem en ongeveer de helft van de opstaande rand met het deeg zijn bekleed en werk nu in tegenovergestelde richting, d.w.z. leg over de eerste laag van deegrepen een tweede laag, maar begin nu bovenaan, bij de opstaande rand. Strijk tussen en op de deegrepen telkens wat van het vulsel en laat het deeg opnieuw 1 uur rijzen. Bak de gemberbolus 35 minuten bij iets meer dan halve gasvlam, half geopende gaatjes; 15 minuten bij dezelfde stand, gaatjes geheel open.
400 gr bloem, 1 1/2 l melk, 30 gr gist, 50 gr boter, 2 eieren, een mengsel van krenten, rozijnen, sucade en snippers (samen plm. 300 gr), wat geraspte citroenschil of kaneel, een mespunt zout.
Bereid deeg, als voor het recept van fijn krentenbrood beschreven (zie hoofdstuk gebak) en laat het rijzen. Bestrijk de wonderpan dun met boter of slaolie en bestrooi haar met paneermeel. Druk er het gerezen deeg in en bak: 25 minuten bij iets meer dan halve gasvlam, gaatjes half open; 25 à 30 minuten bij dezelfde stand, gaatjes geheel open.
200 gr bittere chocoladerepen, 75 gr zelfrijzend meel, 75 gr boter, 75 gr poedersuiker, 75 gr gepelde hazelnoten, 2 eiwitten, ouwel.
Breek de repen chocolade in stukken en laat ze op de damp van kokend water bijna smelten. Roer intussen de boter met de gezeefde poedersuiker tot room, roer er het gezeefde meel en daarna de gesmolten chocolade, die zoveel mogelijk moet afgekoeld zijn, doorheen. Schep er vervolgens de zeer stijf geklopte eiwitten en de gemalen hazelnoten zo luchtig mogelijk doorheen en vorm van deze massa, met behulp van twee paplepels, kleine bergjes, die op blaadjes ouwel worden gelegd. Leg de koekjes in een dun met boter bestreken wonderbakpan en bak ze 10 minuten bij halve gasvlam, half geopende gaatjes; 10 minuten bij dezelfde stand, gaatjes geheel open.
200 gr gemalen cocos, 100 gr zelfrijzend meel, 125 gr boter, 125 gr suiker, 1 ei,
Voeg alle ingrediënten bij elkaar en kneed ze tot een samenhangende bal. Vorm van deze bal een rol met een middellijn van pim. 2 cm. Snijd hiervan tamelijk dikke plakjes, leg ze in een met boter bestreken en met paneermeel bestrooide wonderbakpan en druk de koekjes met een vork een beetje plat. Bak ze 10 minuten bij halve gasvlam, half geopende gaatjes; 10 minuten bij dezelfde stand, gaatjes geheel open.
200 gr zelfrijzend meel, 150 gr boter, 100 gr basterdsuiker, 50 gr rozijnen, wat geraspte sinaasappelschil, 1 eiwit. Voor het garneren: 50 gr gepelde amandelen, 2 repen chocolade.
Roer de boter met de basterdsuiker tot room, roer er het zelfrijzend meel doorheen en voeg de gewassen en zo droog mogelijk uitgelekte rozijnen, de sinaasappelschil en het ongeklopte eiwit toe. Leg, met behulp van twee theelepels, bergjes van het deeg in een met boter bestreken en met paneermeel bestrooide wonderbakpan, druk de koekjes, met behulp van een vork, zo mogelijk ovaalvormig uit, strooi er de grof gehakte amandelen over en bak ze: 10 minuten bij iets minder dan halve gasvlam, half geopende gaatjes; 15 minuten bij dezelfde stand, gaatjes geheel open.
Was de krenten en rozijnen meerdere keren in schoon water, laat ze op een vergiet zo droog mogelijk uitlekken. Snipper de sucade. Bereid het brood, als bij de algemene bereidingswijze aangegeven en voeg het vulsel pas toe, nadat het deeg gerezen is. Laat krentenbrood bij iets lagere temperatuur dan die voor wit brood bakken. Bak het in 35 à 40 minuten goudbruin en gaar.
¾ kg bloem, 30 à 35 gr gist, plm. ½ l melk, 500 gram krenten, rozijnen en sucade te zamen, desverkiezend wat geraspte citroen en/of sinaasappelschil, 1 afgestreken eetlepel zout.
Bereid het brood als bij de algemene bereidingswijze aangegeven en voeg het vulsel pas toe, nadat het deeg gerezen is. Handel verder, als bij het bakken van eenvoudig krentenbrood.
1. Zorg dat de bloem, die voor het brood gebruikt wordt, niet te koud is en plaats haar daarom reeds enige tijd tevoren in een omgeving met kamertemperatuur.
2. Doe de bloem in een (verwarmde) kom of stort haar, bij gebruik van een vrij grote hoeveelheid, op een tafel of aanrecht.
3. Maak in het midden een kuiltje en strooi het zout (2 afgestreken dessertlepels per kg bloem) langs de buitenste rand van de bloem, omdat het beter is voor het rijzen, dat het zout niet in onmiddellijk contact met de gist komt.
4. Maak de gist met een gedeelte van de lauwe melk (de melk mag vooral niet te warm zijn, zgn. "bloedwarmte" is juist goed!) aan en giet de gistoplossing in het kuiltje.
5. Begin vanuit het midden de gistoplossing met de omringende bloem aan te maken.
6. Voeg boter of vet vóór het kneden altijd gesmolten toe, het liefst door ze met een gedeelte van de melk te vermengen.
7. Voeg hele eieren of eierdooier(s), nadat ze even losgeklopt zijn, vóór het bereiden toe en gebruik nooit veel eieren in het deeg, daar ze het brood droog maken. Neem daarom voor fijne brooddegen liever een stukje boter méér, echter nooit te veel, want dat maakt het deeg te zwaar, en verhindert het rijzen. Neem liever 2 eierdooiers dan 1 heel ei : het eiwit nl. is de oorzaak van het droog worden van het deeg. Voeg (basterd)suiker, smaakje, enz. eveneens vóór het kneden toe.
8. Kneed het deeg, nadat het eerst met één hand bewerkt is, stevig met twee handen, het met de handpalmen steeds van u "afduwend". Gooi het, om het soepel te krijgen, af en toe van omhoog in de kom, op de tafel, of op het aanrecht waarop gekneed wordt.
9. Laat het deeg, met een beetje droge bloem bestrooid, toegedekt met een doek, gedurende 3 kwartier à 1 uur in de kom of op tafel of aanrecht rijzen, wanneer de omgeving niet te koud is.
10. Plaats het deeg, wanneer het in een koude keuken bereid werd, op een teiltje met warm water en laat het eveneens 3 kwartier à 1 uur rijzen. Het water in het teiltje mag langzamerhand kouder worden.
11. Voeg krenten, rozijnen en sucade nu aan het gerezen deeg toe en kneed het opnieuw.
12. Vul een met slaolie of boter bestreken broodvorm, d.i. een vorm, gemaakt van plaatijzer, voor niet meer dan 2/3 met het deeg, plaats de vorm in een lauwe oven en laat het deeg opnieuw plm. 1 uur rijzen.
13. Laat de oven goed heet worden - bij krentenbrood iets minder heet dan bij wit brood - en bak het brood in de vereiste tijd (zie de volgende recepten) goudbruin en gaar.
14. Bestrijk het brood, even voordat het uit de oven wordt gehaald, met water (daardoor wordt een mooi glimmend korstje verkregen) en laat het geheel gaar bakken.
15. Stort het brood, zodra het uit de oven genomen is, op een rooster of treefje en laat het koud worden.